Loes van Huisseling schreef de tekst De aandacht (ont)snapt n.a.v. de expositie boot van exposant Godelieve Krekelberg 

De aandacht (ont)snapt

Stel, je bent zelf een kunstenaar, -laten we zeggen: een fotograaf-  en je beschouwt het volgende als waar: een foto legt nooit precies de waarneming van de fotograaf vast, en: kunst in al zijn verschijningsvormen heeft de potentie iets te laten zijn, wat er anders niet geweest zou zijn.

Je bezoekt de Biënnale van Venetië, in 2019 om precies te zijn. Genietend van een espresso op een luxe terras aan de haven constateer je dat je kijkt naar een gruwelijk kunstwerk. Het werk is een echt schip, of beter gezegd: het restant daarvan. Het heet Barca Nostra en het is een echt scheepswrak van een boot waarop meer dan 800 mensen aan hun einde zijn gekomen. Het gaat om vluchtelingen uit verschillende Afrikaanse landen, die zijn verdronken toen dit schip zonk in de Middellandse Zee. De Romeinen doopten deze wateren tot Mare Nostrum. Wiens water precies?, vraag je je misschien af.

Ook word je je bewust van de nogal vreemde setting: het ‘kunstwerk’ heeft geen naambordje, het ontbreekt het werk aan context. Bezoekers van de Biënnale passeren het wrak schijnbaar achteloos. Je ziet de veelal witte bezoekers die naar kunst komen kijken die hun horizon moet verbreden. Tegelijkertijd zie je ook zwarte mensen niet naar kunst kijken, maar hard werkend en sjouwend op de industriële kade, tegenover dat terras.

Jij weet waar dat schip voor staat. In de catalogus lees je meer over de achtergrond van dit werk. Het is een project van de Zwitserse kunstenaar Christopher Büchel. Je hebt een vermoeden van de intentie van de kunstenaar: bezoekers van de Biënnale te confronteren met het leed van de ander. Je ziet een ongemakkelijke juxtapositie van ongrijpbaar en onbevattelijk verdriet en flanerende, bemiddelde wereldburgers die komen om zich te verbazen en te verwonderen. Het lijkt alsof de ervaringen van de slachtoffers van de scheepsramp worden gemute tot een achtergrond of decorstuk van de kunstkijkers. Zittend op dat luxe terras voel ook jij je schuldig, beschaamd en medeplichtig. Je neemt een snapshot van dat tafereel, zittend en kijkend naar de kade, terwijl je nu misschien iets minder geniet van de uitstekende espresso.

Dit snapshot houdt je bezig. Vanaf dat luxe terras met die witte designmeubelen waar de fotograaf zich bevindt gaat de blik uit naar de kade, waar de man een oranje karretje vooruitduwt en waar verder niemand is om het verweerde schip te bekijken. In dit beeld lijkt het schip geen speciale zeggingskracht te hebben.

Misschien dat Büchel hier in Venetië iets wilde zeggen over de hypocrisie van de beschouwer. Dat is mogelijk best treffend, maar toch vooral pervers. Hij laat het publiek enerzijds naar iets kijken wat een mengelmoes van afschuw en fascinatie teweeg brengt. Het is niet gek dat de bezoeker, die zowel letterlijk als figuurlijk op afstand staat van het tentoongestelde leed, met dit soort ambivalente gevoelens wordt geconfronteerd . De Britse filosoof Edmund Burke schreef al in 1757 over zo’n ervaring: “When danger or pain press too nearly, they are incapable of giving any delight, and are simply terrible; but at certain distances, and with certain modifications, they may be, and they are, delightful, as we every day experience.” Anderzijds lijkt de kunstenaar er echter ook geen probleem mee te hebben als bezoekers het project schijnbaar achteloos passeren. Het schip lijkt hoe dan ook niet meer op de voorgrond te staan.

Büchel bekritiseert de beschouwer misschien om zijn positie, maar doet dit over de rug van andermans leed, wat hij op een perverse wijze lijkt te gebruiken om de kijker iets duidelijk te maken. Als kijkende kunstenaar en fotograaf daar op die kade voel jij je nu beschaamd, want jij bent medeplichtig gemaakt, maar stemt hier niet mee in. Je bent kunstenaar, een fotograaf en vraagt je af wat jij vanuit jouw invalshoek kan doen om dit te herstellen. Je bent wit, bemiddeld en ook een bezoeker van de Biënnale, maar jouw empathisch vermogen functioneert in tegenstelling tot dat van Büchel misschien, wel zoals het zou moeten.

Als fotogaaf kan je het schip terughalen van de achtergrond, weg van de -al dan niet geslaagde- meta-kritiek van de witte bemiddelde kunstenaar die het leed van de ander misbruikt om zijn eigen verhaal over de perversie van de overwegende witte, westerse kunstwereld te vertellen. Dan gebruik je de instrumenten die een fotograaf in handen heeft.

Met de serie ‘boot’ geeft Godelieve Krekelberg een stem aan de mensen wiens ervaringen door Büchel zo klinisch zijn gemute. Soms met woorden, zoals in het videowerk met het verslag van Ousmane. Hij is een van de achtentwintig mensen die de scheepsramp overleefden. De video, zonder beeld maar juist alleen met tekst en achtergrondgeluiden stelt scherp op hetgeen wat de fotograaf de kijker wil laten zien. Soms blijken details beter in staat het hele verhaal te vertellen.

Ook de geabstraheerde beelden die de fotograaf van de scheepsromp maakte, kennen een soortgelijk effect. Het lijkt alsof een zeker onvermogen van fotografie, het onvermogen om een moment of gewaarwording in zijn geheel vast te leggen op een foto, als een rode draad door de serie loopt. Juist door nadrukkelijk te selecteren, framen en abstraheren herleidt de fotograaf de blik naar wat er te zien zou moeten zijn. Uit de grote zwart-wit afdrukken van details van het wrak en de kleinere gladde blauwe tegels met sporen van roest en corrosie komt het verweerde oppervlak van het schip van Büchel naar voren. De foto’s en afdrukken stellen op deze manier centraal wat er verloren leek te gaan in het project in Venetië. Selecteren en opnieuw framen. Juist hierdoor kan de fotograaf iets laten zien wat aan de aandacht is ontsnapt, wat er anders nooit zou zijn geweest.

Tekst: Loes van Huisseling