Veraf – Dichtbij

Door Nathalie Houtermans, juli 2021

Dichtbij: de vinger op de trekker houdt de afstand niet in de hand.

“De ‘trigger’ is verreweg het meest cruciale onderdeel van elk wapen, maar wordt vaak over het hoofd gezien. In al zijn eenvoud is dit kleine stukje metaal het meest essentiële onderdeel van de machine, vanwege zijn onherroepelijke en verwoestende gevolgen.” (Niek Verschoor)

Als je eraan trekt zet je een mechanisme in werking, niet meer en niet minder. Althans dat betekende het ooit. Het woord ‘trigger’ is namelijk gebaseerd op het Nederlandse woord ‘trekker’. Het is via de verbastering ‘tricker’ na 1700 als ‘trigger’ de Engelse taal binnen geslopen.[i] Oorspronkelijk beschreef het woord dus alleen maar een handeling, zonder de gevolgen van die handeling in de beschrijving mee te nemen.

Hoewel de figuurlijke betekenis af en toe in de eeuwen erna op duikt, wordt de psychologische notie ‘trigger’ pas in het begin van de 20e eeuw gebruikt. In eerste instantie was dit bij frontliniesoldaten, die na de Eerste Wereldoorlog de diagnose ‘Shell Shock’ kregen. Later bleek dat niet alleen soldaten aan het front te lijden hadden onder wat wij tegenwoordig als posttraumatische stressstoornis (PTSS) omschrijven.[ii] Maar die aanvankelijke omschrijving was in ieder geval heel helder.

Het trekken aan een trigger heeft gevolgen die verder reiken dan dood of fysieke invaliditeit. Dat geldt niet alleen voor handwapens, maar ook voor granaten: ‘shells’ ontploffen en mensen raken ‘in shock’. Dat laatste geldt dus niet alleen voor het slachtoffer, maar opvallend genoeg ook voor de dader. Misschien werd juist daarom die trekker eigenlijk relatief weinig overgehaald. Als dat al gebeurde, dan bij voorkeur niet gericht op de tegenstander, maar eroverheen.[iii]  Zelfs getrainde soldaten blijken namelijk over het algemeen een grote afkeer te hebben van doden. Er is een belangrijke factor die ervoor zorgt dat soldaten de trekker wel gemakkelijker overhalen: afstand. Hoe verder de tegenstander van je af staat, in letterlijke én figuurlijke zin, hoe gemakkelijker wordt het om te schieten.

Bleek tijdens de Tweede Wereldoorlog nog 15 tot 20% van de soldaten te hebben geschoten, dat percentage steeg tijdens de Vietnamoorlog tot 90-95%.[iv]  Soldaten werden destijds en worden nu nog steeds zo geconditioneerd dat ze in staat zijn om het specifieke gedeelte van het brein te omzeilen dat weerstand biedt aan het vermoorden van iemand. Dit gebeurt doorgaans door psychologisch afstand te creëren: dehumaniseren. Als je je tegenstander niet meer als medemens ziet, is het gemakkelijker om deze te vermoorden, zelfs al staat hij heel dichtbij. In de huidige digitale oorlogsvoering is het doelwit alleen nog maar een coördinaat voor een drone. Je ziet je ‘target’ niet of alleen op grote afstand via een beeldscherm. De vijand staat zowel letterlijk als figuurlijk ver van je af.

Maar ook al wordt de controle over de trekker geoptimaliseerd, de psychische gevolgen blijken allerminst in de hand te houden, getuige de hoeveelheid oorlogsveteranen die met PTSS hebben te kampen. [v] Na de Vietnamoorlog, begin 80er jaren, gaat de omschrijving PTSS veel breder dan alleen specifiek voor oorlogsveteranen gelden. Het wordt geïncorporeerd in het psychiatrisch discours en vindt zo, via therapieën gericht op traumaverwerking, zijn weg in ons dagelijks taalgebruik. ‘Trigger’ krijgt de betekenis van iets dat, al dan niet veroorzaakt door een trauma, een intense en doorgaans negatieve emotie kan oproepen. Het verband tussen het fysieke overhalen van de trekker, waardoor een trauma wordt veroorzaakt, wordt losgelaten: ‘iets’ dat kan worden getriggerd, veroorzaakt een trauma.

Met de opkomst van ‘social media’ in het eerste decennium van de 21e eeuw, wordt er steeds meer vooraf gewaarschuwd dat mogelijkerwijs negatieve emoties kunnen worden getriggerd in een bericht: er wordt over ‘trigger warnings’ gesproken.[vi] We worden zo niet meer op een ongewenst moment geconfronteerd, maar het trauma wordt op gecontroleerde momenten en op gecontroleerde wijze via therapie verwerkt.

Sinds de transformatie van het mechanische ‘trekker’ – dat alleen de handelingen zonder gevolgen beschrijft – naar het psychologische ‘trigger’, waarin de gevolgen liggen besloten, zijn we op zich heel veel wijzer geworden. We weten inmiddels tot in detail dat de impact van iets dat getriggerd wordt op zowel ons lichaam als onze geest, voor zowel daders als slachtoffers, desastreus kan zijn.

Onze verbazingwekkende oplossing voor dit probleem, althans bij soldaten[vii], is ervoor te zorgen dat de daders de trigger weer als ‘trekker’ gaan ervaren. We omzeilen via conditionering het gedeelte in het brein dat ons ervan weerhoudt om de trekker over te halen en worden zo ‘trigger happy’. Door deze ‘bypass’ wordt het wapen als het ware een verlengstuk van een mens…of word je als mens een verlengstuk van het wapen?

We houden het wapen weliswaar in onze hand, maar hebben we het daarmee daadwerkelijk in de hand? Blijkbaar geloven we echt in onze controle over het wapen en vertrouwen we erop dat we de eventuele schade kunnen repareren. We hebben tenslotte therapie en ‘trigger warnings’, om hetgeen we aanvankelijk op afstand hebben gezet, maar dat uiteindelijk heel dichtbij blijkt te komen, alsnog naar onze hand te zetten…toch?

Veraf: de natuur op afstand is niet in de hand te houden/is geen handzaam concept.

“De mensheid is gaan geloven dat mens en natuur twee verschillende werelden zijn. In mijn laatste werk worden vrienden en bekenden verbeeld in hun privé leefruimte, met daarnaast de persoonlijke herinnering aan de intens beleefde, wijde natuur. In de schilderijen met de titel ‘Nirvana’ komen deze twee ervaringen samen.” (Malou Busser)

De Amerikaanse bioloog en filosoof Donna Haraway sprak in 1985 in haar ‘A Cyborg Manifesto’[viii] onder andere over technologie die ongemerkt deel van ons dagelijkse leven is geworden. We zijn in cybernetische organismen, in cyborgs veranderd. We hebben het wapen dat psychologisch en technologisch onlosmakelijk is verbonden met de soldaat[ix], maar bijvoorbeeld ook implantaten in het lichaam. Of een iPhone die ons dagelijkse ritme bepaalt en waar we niet meer zonder lijken te kunnen leven. Met andere woorden: in hoeverre kunnen we nog volhouden dat technologie iets is dat ver van ons af staat, iets buiten ons? Nemen deze middelen ons niet de maat? Bepalen ze niet ons levensritme? Zijn we er niet zo mee vergroeid dat we als cyborgs middel-matiger zijn dan ooit? [x]

In de loop der jaren is Haraway zich steeds systematischer en veelomvattender bezig gaan houden met ‘de mens’ en met name de positie van de mens in verhouding tot ‘de rest’. In 2003 introduceert zij het concept ‘natureculture’[xi] dat sindsdien zowel een aanzienlijk aantal wetenschappers als kunstenaars heeft beïnvloed en geïnspireerd. Haraway ziet de mens niet als buitenstaander die alles overziet, gebruikt en controleert, maar als deel van een uiterst complex netwerk, dat niet alleen door mensen, planten en dieren wordt gevormd, maar ook uit materialiteit (bijvoorbeeld fossiele brandstoffen en water) en niet-menselijk leven (technologie) bestaat.

Hierbij gaat het niet om een ‘terug naar de natuur’ maar een her-denken en door-leven van hoe wij als mens het leven door-gronden.[xii] Met de door haar zelfverzonnen term het ‘Chuthulecene’ lanceert zij een visie voor een tijdperk, waarin deze ethische, complexe, geaarde praktijk, dagelijks wordt uitgevoerd via een uitgebreid en complex web van verwantschap. Met andere woorden: wat in ons mensgericht denken wordt gezien als iets dat ver van ons af staat – de natuur – is eigenlijk heel erg dichtbij, zelfs verbonden met ons: naast landschappen, dieren en planten ook de door ons geschapen cultuur en technologie. In ecosystemische zin is alles met alles verbonden en is een objectiverende afstandelijkheid een volslagen illusie.

Haraway is er toch allerminst op uit om de geloofwaardigheid van wetenschap teniet te doen. Zij laat vooral zien dat er bij onze wetenschapsbeoefening altijd al sprake is van een: “…extranatural, extracorporeal flight from our bodies, species, planet, from our “inappropriate/d” selves.”[xiii]  Dat verklaart deels de desastreuze gevolgen van een vierhonderd jaar lange manipulatie van de natuur door de mens. Nu we op het punt zijn aangekomen dat de klimatologische effecten dagelijks ervaarbaar worden moet echter niet de (Westerse) wetenschap terzijde worden geschoven, maar zullen wij als mensheid onze vermeende afstandelijkheid moeten heroverwegen.

In die zin getuigt de term antropoceen als benaming van ons huidige tijdperk (Grieks: antropos = mens) van onze immense zelfingenomenheid: wij als mens bepalen het lot van de aarde. Na het uitkomen van het Rapport van de Club van Rome in 1972 had het duidelijk moeten zijn dat we ‘de trekker hebben overgehaald’ om de aarde af te schieten. Dat zagen we toen nog niet, maar inmiddels hoef je alleen maar iets verder te kijken dan je neus lang is om te zien wat dat betekent. Het accepteren van dit vernietigende inzicht vergt na een radicale heroverweging van onze antropocene conditie[xiv] een collectieve ecosystemische therapie.

Bestaat er een traumaverwerkende therapie op mondiaal niveau waar het trigger happy karakter van de mensheid adequaat kan worden aangepakt? Die is hoognodig. Want als we al niet simpelweg de door de mens veroorzaakte ecocatastrofes ontkennen, menen we dat we, net als ecomodernisten, via de technologie de natuur kunnen ‘genezen’. Mocht die reparatie onverhoopt toch niet lukken, dan kunnen we het advies van Stephen Hawking opvolgen en ons voorbereiden op ons vertrek van deze planeet.

Opnieuw dus: afstand scheppen en maken dat we weg komen…

Om een effectieve therapie te ontwikkelen moeten we vanaf de ecopolitieke, mondiale schaal afdalen naar de krochten van onze getormenteerde ziel, zoals dat bij de behandeling van PTSS gebeurt. Op dit microniveau inzoomen is noodzakelijk omdat alles in ecosystemische netwerken met elkaar in verbinding staat. Maar zijn we werkelijk met de natuur verbonden? Natuur is voor de gemiddelde mens een afgebakend attractiepark waarnaartoe je toeristische uitstapjes maakt. De natuur is niet alleen technologisch maar ook psychologisch op afstand gezet. Toch wordt haar een therapeutische werking toegedicht met ‘groendouches’, boomknuffelen en therapeutische boswandelingen. De natuur is er voor de mens, ditmaal als therapie, om de individuele mens tot rust te brengen, als vlucht van zichzelf en de dagelijkse hectiek. Maar zo blijft het een instrument dat wij kunnen gebruiken naar eigen goeddunken, we hebben alles onder controle…toch?

Veraf – Dichtbij

Malou Busser en Niek Verschoor hebben geen Donna Haraway nodig om hun werk te verklaren. Ik weet zelfs niet of ze ooit haar werk gelezen hebben. Voor dit betoog doet het er ook niet zoveel toe, want ik, Nathalie Houtermans, spin de draden tussen deze drie personen. Ik ben degene die de verwantschap  – ‘kin’ in Haraway’s terminologie – meen te bespeuren tussen het werk van Haraway en van Malou en Niek: haar woorden resoneren, vanuit mijn perspectief, in de op het eerste gezicht zo verschillende werken van de beide kunstenaars. Haar woorden leggen in mijn hoofd de verbindingen tussen de werken van Niek en Malou, zelfs al bewegen deze drie personen – of misschien beter gezegd vier, want ik zit zelf ook in dit ragfijne spinsel – zich in verschillende werelden.

Haraway is weliswaar iets ouder dan Malou en Niek, maar alle drie betreden zij het professionele werkveld eind zeventiger, begin tachtiger jaren vorige eeuw. Het zijn generatiegenoten. Ik haal me misschien nogal wat op de hals door de belevingswerelden van een beroemde Amerikaanse emeritus professor en twee net iets minder beroemde Nederlandse kunstenaars met elkaar te vergelijken, maar ik durf te beweren dat zij alle drie gevormd zijn door een constructief-tegendraads denken en werken; het typische kenmerk van een specifieke ‘counterculture’, die in die tijd zowel in de Verenigde Staten als in (West) Europa floreerde.

Hoewel ik iets jonger ben – of misschien wel juist daarom – zie ik ze als drie exemplarische representanten van mensen die deze tegendraadse houding niet alleen hebben weten vast te houden, maar in de loop der jaren ook hebben verdiept en verrijkt. Daarmee zijn ze opnieuw (of nog steeds) actueel, juist in deze tijd. Ik noem het bij gebrek aan een elegantere term constructief-tegendraads, omdat het bij hen niet alleen gaat om bestaande verbanden te ontrafelen, maar vooral ook om deze draden tot nieuwe netwerken te verknopen (in de ruimste zin des woords). Het is een vorm van radicaal ‘en/en’ denken, in plaats van ‘en/of’.Je zou het met een modieuze term ‘inclusief’ denken kunnen noemen, ware het niet dat die term op dit moment juist veel lijkt te worden ingezet als het tegendeel van wat ik hierboven beschrijf. Net als Haraway leggen Malou en Niek de vinger op de zere plek, zonder vervolgens die vinger belerend te heffen. Hun werk is vooral een in werking zetten: “ervaar wat er hier gebeurt en doe er zelf iets mee, draag bij!”, in plaats van ”stop met wapengebruik!” of “stop vernietiging van de natuur!”. Het gaat hen niet om grote woorden van protest, zonder er iets tegenover te stellen. Niet om politiek correcte statements, waar je je als publiek kritiekloos achter kunt scharen. Het gaat hen om het overbrengen van ervaringen op individueel niveau. Hopelijk (of zelfs naar verwachting) komen de netwerken van afzonderlijke individuen ergens samen en ontstaat er een bewustwording die omgezet wordt in handelen.

Hun werk is geen pamflettisme, maar een vorm van activisme dat het creatief vermogen van anderen prikkelt en aanzet tot actie. Het is niet voor niets dat zowel Malou als Niek steeds andere mensen betrekken bij het werkproces om juist die ervaringen van anderen onderdeel te maken van hun werk. Dit is een welbewuste methode van twee kunstenaars die vanuit hun daadwerkelijk belichaamde kennis laten zien dat het niet erkennen van ervaringsmatige verbindingen met andere mensen, technologie, planten, dieren, kortom, het hele het ecosysteem, grote gevolgen heeft.

Malou weet dat we verbonden zijn met de natuur en met elkaar. Ze werkt met ervaringen, van anderen en van zichzelf, door deze naast het fotograferen, juist expliciet te schilderen, om ze nog meer ‘uit zichzelf te laten komen’. Je voelt in haar werk dat het niet verbonden zijn met, het op afstand houden van en het laten verdringen van natuur, tot eenzaamheid leidt. Dichtbij is er niets meer…

Niek weet dat de verbinding tussen de vinger en de trekker niet vrijblijvend is. Hij laat je ervaren dat het juist de gevolgen van het overhalen zijn, die wapens verleidelijk, zelfs sexy, maken: een wapen houdt een ander op afstand en onder controle, het geeft macht. Dat zowel het wapen zelf, als de vijand eigenlijk zo dichtbij zijn, dat ze in psychologische zin deel uitmaken van degene die het wapen in de hand houdt, wordt ervaarbaar in zijn werk. Veraf blijkt niet meer dan een gedachtenconstructie, om iets dat heel dichtbij is op afstand te houden. Degene die de trekker overhaalt raakt niet alleen het doelwit, maar allereerst zichzelf.

Ik wens u toe dat de werken van Malou en Niek u weten te ‘triggeren’: uiteraard niet in de zin van de herbeleving van een trauma, maar van een daadwerkelijk geraakt worden door confronterende complexiteit van hun werken.

Kunstmagazijn expositie

Bronnen:

[i] Algemene betekenis en herkomst via Oxford Languages Online (i.s.m. Google).

[ii] Voor verschil tussen Shell Shock en PTSS, zie: S. Wessely, ‘Twentieth-Century Theories on Combat Motivation and Breakdown’, Journal of Contemporary History, (Apr. 2006, Vol. 41, No. 2), 269-286.

[iii] Dit laatste geldt niet alleen voor WW1, zie: D. Grossman, On Killing: The Psychological Cost of Learning to Kill in War and Society, (New York: Bay Back Books/ Little Brown and Companie, 1995. Print), 12, 23-28.

[iv] Idem, 249.

[v] Exacte percentages van WW1 zijn vanwege vernietigde data moeilijk te geven (zie o.a. C. Alexander, ‘World War I’, geraadpleegd 10 juli 2021. Beschikbaar via https://www.smithsonianmag.com/history/the-shock-of-war-55376701.) Een indicatie: na de Slag aan de Somme lag het aantal gediagnosticeerden iets hoger dan 17%, volgens E. Koops, ‘Shellshock: psychisch leed tijdens Slag aan de Somme (1916)’, geraadpleegd 10 juli 2021. Beschikbaar via https://historiek.net/shellshock-slag-aan-de-somme-1916/65921. Onderzoek uit 2012-13 wijst uit dat op dat moment, dus circa 40 jaar later, circa 11% mannen en 7% vrouwen onder Vietnamveteranen nog steeds aan volledige, gediagnosticeerde PTSS leden. W. Schlenger & N. Corry, ‘Four Decades Later: Vietnam Veterans and PTSD’, geraadpleegd 10 juli 2021. Beschikbaar viahttps://vva.org/programs/ptsd/four-decades-later-vietnam-veteransand-ptsd.

[vi] Het staat ter discussie of ‘trigger warnings’ helpen of misschien zelfs hun doel voorbijschieten, zie o.a. C. Flaherty, ‘Death Knell for Trigger Warnings?’, geraadpleegd 10 juli 2021. Beschikbaar via https://www.insidehighered.com/news/2019/03/21/new-study-says-trigger-warnings-are-useless-does-mean-they-should-be-abandoned.

[vii] Het voert te ver om hier daarop in te gaan, maar ter overweging: wapens zijn vanzelfsprekend onderdeel geworden van ons dagelijks bestaan, zelfs al is het ‘maar’ via games en tv-beelden. Welke gevolgen heeft dit voor conditionering van burgerbevolking?

[viii] Oorspronkelijk gepubliceerd in 1985 in Socialist Review. De meest bekende versie is gepubliceerd in: D.J. Haraway, Simians, cyborgs, and women: the reinvention of nature, (New York: Routledge, 1995. Print.), 149–182.

[ix] Tijdens een lezing in het Stedelijk Museum, benadrukt Haraway (opnieuw) expliciet de verbinding tussen de mens en machinerie die ontwikkeld is voor WW2 als een uitgangspunt voor ‘Cyborg Manifesto’. ‘Talk: Donna Haraway and Rosi Braidotti – March 25, 2017’, geraadpleegd op 10 juli 2021, beschikbaar via https://vimeo.com/210430116 (vanaf 13:00)

[x] Filosoof Henk Oosterling noemt deze techno-psychologische conditie ‘radicale middelmatigheid’ in: Verzet in Ecopanische Tijden. Van ego-emancipatie naar eco-emancipatie, (Amsterdam: Uitgeverij Lontano, 2020. Print), 155 e.v.

[xi] D.J. Haraway, The Companion Species Manifesto, Dogs, People, and Significant Otherness, (Chicago: The University Of Chicago Press, 2003. Print)

[xii] Zij benadrukt in haar meest recente werk het belang van doorleven en doorgronden door de introductie van de term ‘com-post’: het ‘aarden’ in het dagelijkse bestaan, het leven en sterven. Zie: D.J. Haraway, Staying with the Trouble: Making Kin in the Chuthulecene. (Durham: Duke University Press, 2016. Print)

[xiii] Ik citeer hier Arthur Kroker die Haraway’s houding ten aanzien van de huidige (reguliere) wetenschap beschrijft in Body drift : Butler, Hayles, Haraway, (Minneapolis: University of Minnesota Press, 2012. Print) 106.

[xiv] Zie voor onderbouwing: Oosterling, 144 e.v.