Het Laatste Rood
Het was stil in de werkplaats. Slechts het tikken van de grote staande oranjerode klok was hoorbaar. Hoorbaar tikte de tijd weg. Tijd die er eigenlijk niet was. De anders altijd zo vrolijke Poika realiseerde zich dat maar al te goed. Hij zat met zijn handen in zijn grijze kroeshaar dat daardoor nog meer alle kanten opsprong. ´Fjocht´, zei hij. ´Luister goed. Er is nog slechts één serviesstuk te gaan, maar het rood is op´.
Fjocht was de zoon van Poika. Althans, hij beschouwde hem als zijn eigen zoon. Als baby was Fjocht de enige overlevende toen een groep vluchtelingen de woeste rivier probeerde over te steken met een zelfgemaakt vlot van takken. De baby was stevig ingepakt, als een pakketje. Iedereen verdronk, behalve de baby. Deze spoelde aan in het land van de ´toekomst´. Poika vond hem en voedde hem liefdevol op en noemde hem Fjocht. Hij groeide op tot een leergierige en olijke jongen met een goed hart. Iedereen hield van hem. Graag bood hij iedereen een helpende hand, maar zelf hulp vragen lag niet in zijn aard. Qua uiterlijk leek hij op niemand uit de streek. Hij was tenger van postuur en extreem lang. Zijn dikke haar was pikzwart. Daarentegen was zijn gezicht spierwit en zijn lippen vuurrood. Soms werd hij werd daarmee geplaagd door zijn leeftijdsgenoten. Sneeuwmietje, noemden ze hem dan.
Op een dag gebeurde er iets raars. Daarna werd alles anders. Het was midwinter. Donkergrijze wolken balden zich tezamen als één groot aambeeld boven de stad. Het wierp een dreigende schaduw op de geplaveide kasseien in de straat waar zich ook het atelier van Poika bevond.
Poika was ondanks zijn hoge leeftijd nog altijd kwiek en fit. Hij maakte de mooiste pronkstukken in zijn atelier dat bestond uit twee kamers gescheiden door een fluwelen gordijn. De achterkamer werd gebruikt als werkplaats met buitenslaande deuren naar de kleine patio. Zodra één zetstuk af was, zette hij deze zorgvuldig in de toonkamer. Deze bevond zich aan de voorkant van het pand en zag uit op de sjiekste winkelstraat van de stad met aan weerszijden hoge en statige panden. Zodra de schemer inviel, scheen er een feeëriek licht naar buiten door de drie hoge rondboogramen en genoten de voorbijgangers van het sprookjesachtige tafereel.
Het handjevol mensen dat nog op de straat te vinden was, spoedden zich naar huis vanwege de dreigende wolken. Net toen Poika de deur van zijn atelier wilde sluiten, klonk plots een oorverdovende knal en direct daarop een lichtflits. En middenin dat felle licht stond plots een gestalte in een zwarte cape gehuld. ´Poika´, zei de onbekende met een zachte robotstem: ´ Ik kom uit naam van de koningin uit Batu. Ayaz Bi de rechtvaardige is mijn naam´. Hij deed zijn kap af en Poika schrok. Ayaz Bi had pikzwart haar, een spierwit gezicht en vuurrode lippen. ´Luister goed naar wat ik van je vraag:
- maak een servies dat niet geschonken kan worden.
- Het servies bestaat uit 39 zetstukken
- Het servies is helderrood van vermiljoen
Alleen Fjocht maakt de verf. In deze kist vind je een kristal. Het is vermiljoen. In het flesje zit bloed. Én een rode veer, in geval van nood. Wees er zuinig mee. Over precies één jaar moet het af en pronken in de toonkamer. En nog voordat Poika iets kon zeggen, was Ayaz Bi als een stofwolk verdwenen in het niets.
De volgende dag vertelde Poika welke opdracht hij had gekregen van de onbekende. Hij liet Fjocht het kistje zien met de inhoud en vertelde hem hoe hij het kristal kon verpulveren tot pigment. Toen Fjocht dat gedaan had, legde Poika uit hoe hij van het pigment pigmentpasta kon maken. Op een marmeren plaat draaide Fjocht met een loper de pigmentdeeltjes fijn in het water. Dat deed hij door achtjes te draaien. Pas toen de pigmentpasta klaar was, kon hij verf maken met het bindmiddel uit het flesje: gemengd bloed van een rood paard, een witte ijsbeer en een zwarte vleermuis. Ondertussen soldeerde en laste Poika het servies. In metaallapjes over elkaar, zo dat de gaten en soldeernaden erin goed zichtbaar waren.
Het jaar vloog om. Nog een paar dagen te gaan.
Die nacht lag Fjocht te woelen in zijn bed en viel in een onrustige slaap. Hij droomde van het kristal in de grot. De volgende ochtend wist hij wat hem te doen stond. Poika blijkbaar ook, want hij stond naast zijn bed met een helderrode veer in zijn hand. ´Neem deze veer, het zal je helpen´, zei hij.
Fjocht streek met zijn lange ranke vingers langs de veer en weg was hij. Hij stond in een ommezien voor de ingang van een grot. Daar lag het kristal dat hij nodig had.
Maar nog voor hij bij de ingang was, stormde er plots een kudde paarden razend op hem af. Hij rende weg, maar de kudde was sneller. Toen bedacht hij zich, draaide zich om en stond stil. Hij hield zijn veer strak in zijn hand en het eerste paard raakte hij aan. Weg was de kudde.
Nu liep hij de grot in. Plots bewogen de rotswanden zich en voordat hij kon bevatten wat er gebeurde, vlogen miljoenen vleermuizen op hem af. Hij dook ineen, bedacht zich, stond op en met zijn veer raakte hij de eerste vleermuis aan. Weg waren de vleermuizen.
Toen pakte hij het kristal. Maar daar stond plots een ijsbeer voor zijn neus. Van schrik sprong Fjocht naar achteren. De ijsbeer hief zijn poot. Maar op het moment dat hij met zijn veer de witte beer wilde aanraken, sloeg deze met zijn klauwen de veer uit zijn handen en de kristal rolde weg. Hij vocht voor zijn leven. Kon hij het kristal maar weer te pakken krijgen. Hij gilde en schreeuwde ´Poika, Poika, help…´ en toen werd alles zwart voor zijn ogen.
‘Zo’, zei Poika en hij zette het laatste serviesstuk in de toonkamer. ‘Klaar is Kees’ en het was prachtig. Op dat moment klonk er weer een donder en een bliksem en daar stond Ayaz Bi. Hij hief zijn armen en voordat Poika en Fjocht het wisten, stonden ze met pronkkamer en al in een glooiend landschap vol stenen en rotsen. Langzaam veranderden de rotsen en stenen in mensen en stond plots iedereen in een grote zaal met marmeren tegels. Iedereen juichte en qua uiterlijk leken ze allemaal op Fjocht. Hij snapte er niets van. ´Chosai Khan´, riepen de mensen in koor. Plots maakte zich een voorname vrouw los uit de menigte en nam plaats op de troon.
Het was koningin Karoljewa van Batu. ´Chosai Khan, mijn verloren zoon, zei de koningin. Dankzij Ayaz Bi de rechtvaardige en Poika heb jij de betovering kunnen verbreken. Alleen een koningskind kon ons verlossen. Je toonde moed door niet bang te zijn om hulp te vragen. ´Jij, Chosai Khan, bent de ware heerser van Batu´.
En in het midden van de marmeren zaal pronkte het servies in prachtig vermiljoen.
Tekst: Ingrid Oostendorp